Geothermische boringen voor een duurzaam VRT-huis
Onder het nieuwe VRT-gebouw bevindt er zich een BEO-veld. BEO wat? Kort gezegd, dit zal ervoor zorgen dat de medewerkers van VRT het lekker warm zullen hebben in het gebouw tijdens de winter. Wat de boringen inhouden en hoe dit in zijn werk gaat, leggen we hier even uit!
Verfrissing of verkoeling dankzij geothermie
BEO staat voor Boorgat Energie Opslag. Een BEO-veld is een geothermische bron die warmte en koude uit de grondbodem trekt of er terug in pompt. Zo pompt het op hete zomerdagen de warmte in de bodem en wordt het gebruikt om de temperatuur in het gebouw te doen dalen. In de winter gebeurt dan weer het omgekeerde, en wordt de warmte uit de bodem gehaald.
Hoe gaat dit in zijn werk?
Een BEO-veld is een gesloten systeem waarbij leidingen in een dubbele lusvorm via een geboorde put de grond in gaan. Elke put vormt zo een warmtewisselaar, en die warmtewisseling gebeurt door een glycolvloeistof die door de leidingen wordt gepompt. Via gekoppelde warmtepompen zullen de BEO-veld boringen instaan voor zo’n 90% van de verwarming in het gebouw, en 60% voor de koeling ervan. De overige warmte- en koelvraag zal worden opgevangen door lucht-water warmtepompen op het dak van het gebouw.
Boren maar!
Voor het BEO-veld van het nieuwe VRT-huis komen er 126 boringen onder het gebouw. De geboorde putten hebben elk een diameter van veertien centimeter met een diepte van 100 meter. Deze zitten in de grond vanaf de funderingsplaat op niveau -5. Voor de boringen worden er twee machines ingezet die elk een drietal boringen per dag kunnen uitvoeren.
Temperatuur steeds in balans
Door de energie te onttrekken en toe te voegen aan de bodem, schommelt de bodemtemperatuur op jaarbasis tussen 18°C in de zomer en 5°C in de winter. Door de regeling van de warmtewisseling wordt de bodem op lange termijn in balans gehouden. Er ontstaat dus ook geen globale opwarming of afkoeling van de bodem.
Andere succesverhalen
Het is niet de eerste keer dat een BEO-veld werd toegepast bij een bouwproject. Bij heel wat andere grote gebouwen werd dit succesvol geïntegreerd, zoals bij het Herman Teirlinckgebouw (Vlaamse Overheid) en het Wilfried Martens-gebouw (Europees Parlement) in Brussel, en het Provinciehuis en het Havenhuis in Antwerpen.