10 februari 2021 - De publieke omroep viert dit academiejaar zijn 90ste verjaardag. Een aantal oudgedienden vertellen hoe belangrijke omroepthema’s in de loop der jaren werden ingevuld. In dit slotstuk vertelt Cas Goossens over zijn functie als administrateur-generaal van de BRT en later BRTN.
Cas Goossens is zijn hele loopbaan trouw gebleven aan de publieke omroep. De eerste 18 jaar van zijn carrière werkte hij op de nieuwsdienst. (Lees hier het interview over zijn beginperiode.)
Wanneer Goossens de journalistiek verlaat, verhuist hij naar de negende verdieping van het omroepgebouw. De plek waar alle belangrijkste beslissingen worden genomen.
In 1975 heeft u de nieuwsvloer verlaten. Was u daar makkelijk weg te krijgen?
Cas Goossens: De veranderingen op de nieuwsdienst hebben me ertoe aangezet om – tot mijn grote spijt – de redactie te verlaten.
Video
Cas Goossens: Administrateur-generaal Paul Vandenbussche had me bij zich geroepen met het voorstel om zijn secretaris te worden. Aanvankelijk heb ik dat geweigerd omdat ik graag in de journalistiek bleef, maar Vandenbussche gaf me een week bedenktijd. Ik heb er lang met mijn vrouw over gepraat, maar ook naar de ideeën van collega’s geluisterd. Uiteindelijk heb ik ingestemd, maar niet zonder eerst een brief te schrijven. Mag ik die voorlezen?
Zeker.
Cas Goossens: “Meneer de directeur-generaal, In de loop van de maand december heeft u mij gevraagd secretaris te worden van de directie-generaal. Na een eerste weigering ben ik toch op uw verzoek ingegaan. U weet dat het voor mij een moeilijke beslissing was. De redenen daarvoor heb ik u uiteengezet. Maar nu ik vandaag deze taak aanvat, herhaal ik mijn belofte dat ik ze loyaal en integraal met inzet van al mijn krachten ter harte zal nemen.
Toch ben ik zo vrij bij het begin van mijn nieuwe taak onze mondelinge afspraak in herinnering te brengen: als u of ik of wij beiden tot de constatering zouden komen dat mijn ware 'roeping' niet hier ligt, krijg ik de kans om naar de journalistiek terug te keren. Ik hoef daarvoor helemaal geen hogere graad te krijgen dan ik nu heb, ik aas echt niet op een bevordering. Dit kan misschien verwonderlijk klinken voor mensen die gewoon zijn te denken in de klassieke categorieën van onze prestatiemaatschappij. Maar u weet wel dat ik mijn geluk niet verbonden heb aan een promotie. Ik klamp mij niet vast aan de mogelijkheden om een trap hoger te geraken op de hiërarchische ladder.
Samen met u ben ik van oordeel dat een mens moet woekeren met zijn talenten. Maar dat zijn talenten die men heeft, niet de talenten die men eventueel zou willen hebben. Het lokt mij niet aan om het slachtoffer te worden van het Peter Principle. Een boer die het best rendeert op zijn veld en die daar gelukkig is, blijft best op zijn veld.
Misschien ben ik een boer op het veld van de journalistiek. Of ik voldoende andere talenten heb, weet ik vooralsnog niet. Dat alles neemt echter niet weg dat ik met hart en ziel zal trachten van mijn nieuwe taak te maken wat ik ervan maken kan. Het is niet uitgesloten dat ik er de voldoening in vind die nodig is om ieder werk naar behoren uit te voeren. Ik zal er mijn best voor doen. Ik verheel u ook niet dat ik in uw keuze een blijk van waardering en vertrouwen heb gezien, waar ik blij om ben. Ik zal proberen dit vertrouwen niet te beschamen, en u weet ook dat ik u een grote waardering toedraag.
Oprechte hoogachting, Cas Goossens”
U moet weten ik daarvoor een serieuze aanvaring met Vandenbussche heb gehad. Ik had hem gezegd: “Als links zijn betekent dat men zich inzet om de armoede te bestrijden, dan wil ik graag links genoemd worden.” En Vandenbussche interpreteerde dat alsof ik een van die linkse intellectuelen van 1968 was. We hebben dat uitgepraat. Meer zelfs: ik kreeg de toestemming om een comité te coördineren dat zich zou inzetten voor de berichtgeving over de derde wereld.
Waarom lag die materie u zo nauw aan het hart?
Cas Goossens: Op de nieuwsdienst was ik ‘specialist’ inzake ontwikkelingssamenwerking. Mijn bijnaam was Cas ‘de kloof’ Goossens, de kloof tussen arm en rijk. Die thematiek had me geweldig gepakt tijdens mijn eerste bezoek aan India. Toen ik uit het vliegtuig stapte in Bombay – nu zeggen we Mumbai – kroop er een man achter mij aan met verlamde benen. Hij kon zich enkel voortbewegen met zijn armen, en vroeg me in slecht Engels om geld. In de sloppenwijken heb ik gezien wat het betekent om arm te zijn.
Ik heb er ook gebabbeld met Indira Gandhi en heb haar gevraagd of ze niet wakker lag van de massa problemen in haar land. Ze antwoordde: “If you climb Mount Everest, you don’t have time to pause and think.” Later ben ik ook in contact gekomen en zelfs bevriend geraakt met de Nederlandse econoom en Nobelprijswinnaar Jan Tinbergen. Die waarschuwde er toen al voor dat deze materie zwaar op ons zou gaan wegen. En hij heeft voorspeld wat we nu in de ‘jungle van Calais’ gezien hebben.
Wie honger heeft, zal naar hier komen. Ze zullen hier komen zoeken wat ze in hun eigen land niet kunnen vinden. Daarom moeten we zorgen dat er in deze landen politiek orde op zake wordt gesteld, dat de uitbuiting stopt. Maar we moeten hen ook de middelen geven zodat ze zich zélf kunnen ontwikkelen, onder meer op vlak van landbouw. Dat is een boodschap die de media moet uitdragen. En daar ben ik mij voor blijven inzetten, om deze situatie zo objectief mogelijk aan te kaarten.
Toen Vandenbussche in 1986 met pensioen ging, heeft u hem opgevolgd als administrateur-generaal. Was dat een politieke benoeming?
Cas Goossens: Ja, al is het me ook zwaar opgebroken. Op het partijbureau van de CVP wou men de omroep een opvolger van hetzelfde gedacht schenken. Liefst ook iemand die nog enige tijd zou meegaan. Ik was 47 jaar, dus zeker niet te oud. Op een avond werd ik na een raad van bestuur binnengeroepen bij Vandenbussche, het kantoor naast het mijne. Daar zat ook Frans Janssens, de chef de file van de CVP-fractie. Hij vroeg me: “Wil jij Paul Vandenbussche opvolgen?” Mijn eerste antwoord was: “Frans, jij weet toch dat ik géén CVP-kaart heb, hé?” Er was nog maar pas een interview met mij verschenen waarin ik zei: “Ik ben een katholiek, maar geen CVP’er.”
Dat was ook zo. Ik heb altijd getracht om mij niet politiek te engageren, net om er nooit van verdacht te kunnen worden dat ik niet onpartijdig was. Mijn grote voorbeeld was CBS-nieuwsanker Walter Cronkite. Die had ooit een aanbod van Robert Kennedy geweigerd om senator van Massachusetts te worden. Hij was een journalist, en die mag geen enkele partij bevoordelen.
Had ik wél vriendschappen gesloten binnen de politiek, was het voor mij misschien makkelijker verlopen. Ook om nog beter de belangen van de BRT te kunnen verdedigen. Achteraf heb ik gehoord dat er in belangrijke partijkringen werd gemord: “Wat zijn wij met iemand die géén CVP’er is?” Dat was de mentaliteit toen. Maar ik ben wél benoemd.
Op 1 september 1986 ben ik begonnen. Mijn vrouw en kinderen hadden die eerste ochtend van het nieuwe schooljaar een nieuw potlood, een nieuwe puntenslijper en een nieuw schriftje in mijn boekentas gestopt. In dat schriftje heb ik toen geschreven:
“Ik moet mij concentreren op het essentiële. Dat is te weten waar de BRT heen moet. Er moet een beleidscel komen om permanent de taak van de omroep te evalueren.
Op korte termijn moeten wij 1/ in België de meest betrouwbare bron van informatie zijn, 2/ in het Nederlands taalgebied de beste eigen fictie en ontspanningsprogramma’s hebben, 3/ in radio en tv de culturele dimensie vooropstellen, 4/ in eigen land onklopbaar zijn in sportverslaggeving en 5/ in al wat we doen de Vlaamse norm zijn voor stijl en taal.”
Hoe wou u dat waarmaken?
Cas Goossens: Als ik zag hoe ze de grote uitzendtoren aan de Reyerslaan gebouwd hebben, stond ik vol bewondering voor al die mensen die zoiets konden organiseren. Dat zijn de mensen die je nodig hebt, met daarboven een figuur die de grote doelstellingen niet uit het oog verliest. Ik zag dat laatste als mijn taak. Alleen, een administrateur-generaal had in die tijd niet de mogelijkheid zijn eigen medewerkers te kiezen. Die werden benoemd door een gepolitiseerde raad van bestuur. Dat is gelukkig veranderd door de nieuwe decreten van ’95-’96, met de hervorming van BRT tot VRT.
Heeft u de publieke omroep kunnen wapenen tegen de komst van commerciële zenders en nieuwe technologieën?
Cas Goossens: Ik wou een studiedienst uitbouwen, zodat wij opgewassen waren tegen de nakende concurrentie en de elektronische revolutie. Alleen, dat werd niet aanvaard. Die cel zou dan afhangen van een katholieke administrateur-generaal en – zo meende men – dan zou dat katholieke hoofd van de omroep te zwaar worden.
Mij kon het niet schelen wie die cel zou leiden, een socialist of liberaal, een atheïst of een gelovige. Maar politiek werd het zo gezien en daarom moest het systeem veranderen. Vandaag zijn er misschien andere gebreken, maar nu is er gelukkig een management dat veel minder afhankelijk is van een gepolitiseerde raad van bestuur. Maar dat ik die studiecel nooit heb kunnen verwezenlijken – louter om vulgaire, politieke redenen – is mijn grootste ontgoocheling.
U heeft ooit opgetreden tegen een deurwaarder, die naar de BRT was gekomen om een uitzending van onderzoeksjournalist Maurice De Wilde te verhinderen.
Cas Goossens: Maar dat was heus geen heldendaad. Het was lang niet de moeilijkste beslissing die ik in mijn carrière heb moeten nemen. Er was een klacht ingediend tegen de uitzending van een programma van Maurice De Wilde, uit zijn reeks over het collaboratieverleden in de Tweede Wereldoorlog. Rond 17 uur viel de beslissing: de rechter in kortgeding had de uitzending verboden. Dat nieuws was ook meteen omgeroepen in de bulletins op de radio.
Maar onze advocaat was van mening dat het vonnis op zand gebaseerd was. Dat de argumenten van die rechter absoluut ondergeschikt waren aan het recht op vrije meningsuiting. We hebben toen kort overlegd en ik heb besloten om de uitzending toch te laten doorgaan. Met een paar woorden op een papiertje ben ik net voor Het journaal op tv gaan uitleggen waarom. Ik de kijker toegesproken met de woorden: “Dames en heren, in tegenstelling tot wat er net is gezegd, zullen we de uitzending van Maurice De Wilde toch laten zien. Omdat in dit geval het recht op vrije meningsuiting primeert op de beschouwingen die hierom gemaakt worden.” Ik ben naar mijn bureau teruggekeerd, waar ik zou blijven tot alles voorbij was.
Even later stond er een driemanschap aan de ingang van de omroep: de advocaat van de tegenpartij, een deurwaarder en een politieagent. Zij vroegen toegang en de bewaker belde de enige nog bemande dienst: de nieuwsdienst. Enkele journalisten onder wie Dirk Sterckx hebben dat drietal op sleeptouw genomen door het gebouw, zogezegd op zoek naar de studio vanwaar de bewuste uitzending liep. Uiteraard hadden die drie snel in de gaten dat er met hun voeten werd gespeeld.
Toen ze uiteindelijk in de juiste studio waren aangekomen, zei regieassistente Raymonde Driessens: “Ik kan niet beslissen om u die band te geven en de uitzending te stoppen. Dat moet meneer Goossens doen.” Ze hebben me dan van de negende verdieping ontboden, en ik voelde me sterk genoeg om niet op hun vraag in de gaan. Er is gedreigd om een proces verbaal op te stellen en de advocaat riep me na: “Wij zien elkaar nog in de rechtbank.” Maar dat is er nooit van gekomen.
Video
Waarom bent u dat programma blijven verdedigen?
Cas Goossens: Weet je, in de school van kritische journalistiek werd De Wilde geprezen. De feiten van De Wilde waren - denk ik - onweerlegbaar. Die waren gecontroleerd door een speciaal daarvoor opgerichte commissie van professoren en historici, specialisten van de Tweede Wereldoorlog. Maar zijn inquisitorische toon heeft De Wilde in vele ogen verdacht gemaakt.
Ik denk dat elke journalist kritisch moet zijn. In je streven om tot de ware toedracht van de zaak te komen, moet je hard durven zijn waar het nodig is, precies om te beletten dat iemand de waarheid toedekt. Dat is iets heel anders dan de ingesteldheid van de zogeheten kritisch school, die een mening hebben en hun gesprekspartner daaraan toetsen. Je zoekt naar de waarheid en belet de geïnterviewde om een onwaarheid te vertellen, of zich te verschuilen in een nevel. Ik herinner me een interview door Dirk Lesaffer in Actueel, die uitsluitend eenlettergrepige vragen stelde: waarom, wie, hoeveel? Schitterend interview, want het verraadde niets van zijn eigen oordeel. Dàt is kritische journalistiek.
U zei dat de zaak De Wilde niet de moeilijkste beslissing uit uw carrière was. Wat was dat wel?
Cas Goossens: (stilte) Iemand buiten zetten. Dat was voor mij het moeilijkste, in geweten. Ik kan u verzekeren dat het zonder enige politieke druk is gebeurd, hoezeer sommigen die mythe ook tot op vandaag in stand willen houden. Maar ik zou die zaak liever niet opnieuw oprakelen.
Uiteindelijk ben je ook nog ondervoorzitter geweest van de European Broadcasting Union (EBU) en tien jaar lang de allereerste voorzitter van het Consortium Eurosport.
Cas Goossens: Dat laatste heb ik ook mee helpen oprichten. Bovendien - maar dat is helaas niet van de grond geraakt - heb ik destijds samen met mijn RTBF-collega Robert Stéphane het initiatief genomen genomen voor de oprichting van de groep David. Daarin zaten 13 ‘kleine’ leden van de EBU die bereid waren om, in een geest van de Europese samenwerking om elkaars land beter te leren kennen, hun beste tv-programma’s gratis en rechtenvrij onder elkaar uit te wisselen. Op die manier zou elk lid voor de inbreng van één eigen programma 12 andere programma’s gratis terugkrijgen. David is helaas een doodgeboren kind gebleven, maar wie weet kan dat ooit opnieuw tot leven worden gewekt.
Met Frederik Delaplace staat er nu opnieuw een oud-journalist aan het hoofd van de VRT. Wat zou u hem willen vragen, mocht u hem ontmoeten?
Cas Goossens: Ik zou hem graag ontmoeten en horen hoe hij het ziet, welke mogelijkheden hij heeft, wat hij denkt van wat ik destijds geschreven heb als mijn programma. En of hij dat niet totaal oubollig en voorbijgestreefd vindt. We leven nu eenmaal in een andere tijd, met andere normen. Ik ben benieuwd, maar ik heb me van bij mijn vertrek al voorgenomen om nooit kritiek te uiten op de huidige situatie. Ik wil niet overkomen als een schoonmoeder die zal zeggen hoeveel beter het vroeger was. En ik zal tot mijn laatste snik de openbare omroep – wat zijn fouten ook moge zijn – blijven verdedigen.
Maar als ik dan toch ìets moet zeggen: soms heb ik de indruk dat radio en televisie een wedstrijd hebben georganiseerd om zoveel mogelijk in de kortst mogelijke tijd te zeggen. Waarom moet alles zo’n hordeloop zijn? Lopen moet je op de piste doen, niet in de studio.
Ik was ook altijd aanhanger van de Amerikaanse regel over het gebruik van synoniemen. Die luidde: avoid synonyms, do not use synonyms, ban synonyms. Soms zit ik te ontbijten, luister ik naar het nieuws van 8 uur en hoor ik een bericht. “In Wetteren is er dit of dat gebeurd.” Op het moment dat het woordje Wetteren valt, laat ik per ongeluk mijn vork vallen. Maar dan wordt dat woord in het hele bericht geen enkele keer meer herhaald. Ik weet dus: er is iets ergs gebeurd, maar niet waar. Daarom vind ik: durf herhalen. Maar dat zijn kleine ergernissen.
En wees traag en duidelijk. Ben Crabbé lacht wel eens met de (zet een plechtige stem op) plechtstatigheid waarmee er vroeger werd gedebiteerd. Dat hoeft ook niet. Maar het voordeel van toen was dat de mensen verstaanbaar waren. En laat net dat niet onbelangrijk zijn voor radio en televisie.
Bent u nog een trouwe radioluisteraar en tv-kijker?
Cas Goossens: Ik heb een verslaving moeten overwinnen en dat is nog altijd niet helemaal gelukt: mijn constante honger naar nieuws. Ik kan dat moeilijk loslaten. Er zou maar eens iets in de wereld gebeurd moeten zijn dat ik niet weet, omdat ik even niet naar de radio zat te luisteren. Dat is een idee dat ik niet kan verdragen. Nu kan ik al eens een dag zonder nieuws. Maar terwijl ik dit zeg, zie ik mijn vrouw van ‘nee’ schudden. Mijn huisgenoten hebben daar zeker onder geleden. (glimlacht)
Deel dit artikel op sociale media
Benieuwd naar het reilen en zeilen achter de schermen bij VRT? In onze maandelijkse nieuwsbrief kom je meer te weten
De nieuwsbrief is gratis én je kan je steeds uitschrijven. Lees ons privacy beleid.