1 februari 2021 - 90 jaar publieke omroep: informatie. De publieke omroep viert dit academiejaar zijn 90ste verjaardag. Een aantal oudgedienden vertellen hoe belangrijke omroepthema’s in de loop der jaren werden ingevuld. Onze hekkensluiter krijgt een interview in twee delen: voormalig administrateur-generaal Cas Goossens vertelt vandaag over zijn carrière als journalist op de nieuwsdienst.
Cas Goossens is zijn hele loopbaan trouw gebleven aan de publieke omroep. Misschien wel omdat het toeval hem al die tijd een handje geholpen heeft. Van zijn eerste journalistieke stapjes op Expo ‘58 tot zijn meest legendarische reportage in de aanloop naar Leuven ‘68.
Video
Hoe bent u destijds bij het toenmalige Nationaal Instituut voor Radio-omroep (NIR) kunnen beginnen?
Cas Goossens: Dat is een geschiedenis waarin het toeval bewezen heeft dat het bestaat. Of moet ik als brave katholiek ‘de voorzienigheid’ zeggen? (lacht) Ik zat in het derde jaar Germaanse in Leuven, maar ik kreeg steeds minder zin in het onderwijs. De germanistiek zou natuurlijk leiden tot een leraarschap, maar dat trok me niet langer aan. Net dan sprak professor Pauwels me aan, mijn docent fonetische oefeningen. Hij had net gejureerd bij een examen voor omroepers van het NIR en volgens hem konden ook mijn stem en uitspraak in aanmerking komen voor radiowerk. Dat beroep had me altijd al geboeid. Als kind maakte ik thuis achter de keukenkast al reportages over de Zesdaagse van Antwerpen, over renners die hoog in de bocht tegen de balustrade scheerden.
Diezelfde avond volgde ik een vrije cursus filmesthetiek bij André Vandenbunder. Ik sprak hem over mijn idee om bij de radio te solliciteren en - opnieuw toeval - hij wist me te vertellen dat er uitgerekend dat moment een examen liep bij het NIR voor hulpkrachten op de Wereldtentoonstelling van ’58. De oproep werd niet openbaar uitgeschreven, want dan zouden er te veel aanvragen binnenlopen. In plaats daarvan moesten kandidaturen worden ingediend bij leden van de raad van bestuur. En in Leuven zat er zo’n lid: de fameuze dominicaner pater Van Gestel.
Ik ben de man die volgende dag gaan opzoeken in het klooster in de Vlamingenstraat, niet wetend - opnieuw toeval - dat de inschrijvingen diezelfde avond werden afgesloten. Niet veel later werd ik uitgenodigd voor de eerste van een reeks proeven waar ik erg ontspannen aan heb deelgenomen. Voor mij hing er niets van af, ik moest immers nog een vierde jaar studeren. Die kalmte heeft me geholpen, waardoor ik proef na proef in de selectie bleef. En uiteindelijk stond ik voor de keuze: een tijdelijk contract tekenen, of verder studeren.
In die tijd - opnieuw toeval - hadden we in het derde jaar geen examens. Die werden pas het jaar erop georganiseerd, dat we ons konden concentreren op onze eindverhandeling. Precies daarom heb ik het risico durven nemen en ben ik zeven maanden voor de omroep gaan werken, namelijk de duur van de expo. En mijn thesis, die is nog lang blijven liggen.
De redactie van het NIR situeerde zich toen in het iconische Flagey-gebouw in Brussel. Was dat een magische plek om toe te komen?
Cas Goossens: Absoluut. Ik herinner me nog de eerste keer dat ik er binnenstapte en mijn voeten wegzakten in het rode tapijt aan de ingang. Ik was écht onder de indruk. Het was een wondere wereld die ik mocht betreden, als een soort Alice in Wonderland. Let op, er was daar maar een kleine redactie van hooguit twaalf mensen. Maar wel namen die ik kende, van grote heren en af en toe ook een dame, zoals Lea Martel of Georgette De Rijcke.
Wat mocht u als jonge snaak zoal doen?
Cas Goossens: Van een echte opleiding was er geen sprake. Ik werd bij een collega geplaatst en moest meelopen. Mijn ‘tutor’ was niemand minder dan radiojournalist Karel Hemmerechts, de vader van schrijfster Kristien Hemmerechts. Toen zegden wij: Kristien is de dochter van Karel. Vandaag is het dus omgekeerd. (glimlacht) Zonder het vooraf te weten, had ik een grote affiniteit met Karel. Hij was ook een oud-germanist van Leuven. We verstonden elkaar, en de allereerste dag nam Karel me om 17 uur al mee in de studio om het nieuws te lezen. Voor mij was dat natuurlijk een grote gebeurtenis. Ik heb toen eerst naar huis gebeld dat ze zeker naar de radio moesten luisteren. In een dorp als Itegem was dat natuurlijk een magisch moment: een jongetje van daar dat plots op de radio kwam.
Na veertien dagen mocht ik al alleen lopen. ‘s Ochtends moest ik zelf de keuzes maken uit de hoop telexen die binnenliepen. Ik selecteerde het nieuws en besloot dus wat Vlaanderen die ochtend zou horen. Onvoorstelbaar dat zo’n onervaren snaak zulke verantwoordelijkheid kreeg, maar toen ging dat zo.
En wat deed u op de Expo?
De impresario van Belafonte dacht dat ik in het geheim opnames zou maken, om dan zonder rechten uit te zenden. Wist ik veel wat auteursrecht was.
Cas Goossens: Ik bracht er regelmatig verslag uit van wat er gebeurde. Zo herinner ik me mijn eerste interview, met een Amerikaanse hulpbisschop die er kwam spreken. Mijn eerste vraag was: ‘Wat is op dit moment het grootste probleem voor de katholieken in de VS?’ En de man, niet van enige humor gespeend, antwoordde doodserieus: ‘De doodzonde’. Ik had geen repliek. (lacht)
Die periode ben ik ook binnengevallen tijdens een repetitie van de zanger Harry Belafonte, maar voor ik het wist lag ik weer buiten. De impresario van Belafonte dacht dat ik in het geheim opnames zou maken, om dan zonder rechten uit te zenden. Wist ik veel wat auteursrecht was. Maar al doende leer je een hoop.
En daarna was het terug naar Leuven?
Cas Goossens: Uiteindelijk heb ik mijn vierde jaar afgerond met de hakken over de sloot, ik had immers zeven maanden gebrost. Een kameraad had zijn notities met carbonpapier gemaakt, zodat ik met zijn doorslag kon studeren. En mijn eindverhandeling heb ik nog jaren meegesleept, want ik werd opgeroepen voor mijn legerdienst.
Maar opnieuw was er dat toeval. Omdat ik radio-ervaring had, werd ik geselecteerd voor de presentatie van het Soldatenhalfuurtje, een programma van het NIR dat elke dag om half zeven werd uitgezonden, vol plaatjes die militairen opdroegen aan hun lief. Het grote voordeel was dat ik zo elke dag in contact bleef met de collega’s van de omroep. En intussen kon ik ook deelnemen aan een examen voor radiojournalist. Ik slaagde, ben afgezwaaid op 25 februari 1961, en kon op 1 maart 1961 beginnen op de radioredactie. De omroep heb ik nooit verlaten.
Intussen was u ook geslaagd voor het tv-examen.
Cas Goossens: Ook daar heeft het toeval me weer geholpen. Het was de maand november van 1960, net na de Amerikaanse verkiezingen en de overwinning van John Fitzgerald Kennedy. Ik had toen een lief in Antwerpen, een lief dat later mijn vrouw is geworden, en de dag van het examen vertrok ik van bij haar naar de omroep. In het station had ik de krant The New York Times gekocht, om onderweg te lezen. Tijdens die treinrit kwam ik zo alles te weten over de presidentsverkiezingen.
Een van de onderdelen van het examen was een interview met Nic Bal, de directeur van de televisie. Hij stelde me voor de keuze: een gesprek over de organisatie van de openbare gezondheidsdiensten in Groot-Brittannië, of over de Amerikaanse presidentsverkiezingen. Ik nam dat laatste en wist er meer over dan Nic Bal zelf. (lacht) En zo was ik dus ook tv-journalist.
Toch heeft u hoofdzakelijk voor de radio gewerkt. Waarom?
Op een ochtend in 1961 heb ik zo de start van de bouw van de Berlijnse Muur opgevangen. Ik stond er helemaal alleen voor.
Cas Goossens: Dat deed ik het liefst. Zelfs het verwerken van telexen vond ik prettig, wat anderen het saaiere werk vonden. Dan was het een kwestie om een pak berichten van Belga, Reuters, Associated Press, United Press International en AFP te verwerken. Op een ochtend in 1961 heb ik zo de start van de bouw van de Berlijnse Muur opgevangen. Ik stond er helemaal alleen voor.
Het heeft mij geleerd om uit een stapel berichten gecondenseerd een bericht van minder dan één minuut te maken. Eentje waar alles in zat: de essentie van het nieuws, van waar het kwam, wat eventueel de gevolgen zouden kunnen zijn. En dat allemaal in een eenvoudige, voor iedereen op het eerste gehoor verstaanbare taal. Een hele uitdaging, maar ik genoot er oprecht van. Het waren the best years of my life. Mijn professionele leven, dan toch.
Wanneer heeft u de kracht/macht van de media ontdekt?
En met enige overdrijving kan je zeggen dat dit stukje Actueel de revolte tot stand heeft gebracht. Toen heb ik me de bedenking gemaakt: als we op zo?n eenvoudige manier zoiets teweeg kunnen brengen, hebben we best wel wat macht in handen.
Cas Goossens: In 1966 vaardigden de Belgische bisschoppen een mandement uit om de Leuvense universiteit één te houden, tegen de opinie van het grootste deel van Vlaanderen in. Ik hield me toen veel met de kwestie Leuven bezig. Op mijn eerstvolgende werkdag ben ik naar Mechelen gereden om een reactie op te nemen met Paul Daels, de voorzitter van de Vlaamse Volksbeweging. Maar in plaats van daarna naar de redactie te rijden, ben ik eerst in Leuven poolshoogte gaan nemen.
Daar kwam ik - opnieuw toevallig - terecht op een bijeenkomst van het faculteitenkonvent. Men ging een resolutie goedkeuren waarin studenten voor de eerste keer in de geschiedenis van een katholieke universiteit ingingen tegen het katholieke episcopaat. Ik heb er mijn Nagra-opnametoestel aangezet en gewoon geregistreerd wat er daar gebeurde: het voorlezen van die motie, telkens onderbroken door applaus. En dat hebben we ‘s avonds ongemonteerd in ons actualiteitenprogramma Actueel uitgezonden. De reactie was overweldigend. Die uitzending was een katalysator voor de verschillende tekenen van ongenoegen die er toen leefden. Nergens durfde iemand dat in het openbaar te uiten, tot dan. En met enige overdrijving kan je zeggen dat dit stukje Actueel de revolte tot stand heeft gebracht. Toen heb ik me de bedenking gemaakt: als we op zo’n eenvoudige manier zoiets teweeg kunnen brengen, hebben we best wel wat macht in handen.
Van een publieke omroep werd ook toen al onpartijdigheid verwacht. Hoe viel dat te rijmen met de politieke benoemingen die destijds gangbaar waren?
Cas Goossens: Journalisten werden op politieke basis benoemd, steunend op de cultuurpactwet. Dat wou garanderen dat er geen ideologische onderdrukking kon zijn in de cultuurinstellingen. Daarom moesten alle ideologische strekkingen aan bod kunnen komen, waardoor het leidend personeel ook in dat evenwicht werd gekozen. Een positieve zaak, vind ik zelf. Zoals ik eerder zei: mijn jaren bij Actueel waren the best days of my life, net omdat ik mocht samenwerken met collega’s die links én rechts dachten.
Ik heb me altijd verzet tegen partijpolitieke horigheid: ik ben zeer bewust tot geen enkele politieke partij toegetreden, omdat ik er niet verdacht van wou worden een partijbelang - hoe eerbiedwaardig ook - te dienen. Maar omdat ik uit een katholiek gezin van de toen nog “katholieke Kempen” kwam, werd er gewoon van uitgegaan dat ik dus wel een CVP-er - nu CD&V-er - moest zijn.
We waren overeengekomen om telkens naar een evenwicht te zoeken. Als katholiek kon ik aan de mouw van mijn socialistische collega trekken wanneer hij te weinig oog had voor iets wat net erg belangrijk was voor de katholieke gemeenschap. En omgekeerd. Wij konden elkaar aanvullen en corrigeren, we probeerden unanimiteit te vinden in elkaars beslissingen. En slaagden we daar niet in moest de eindredacteur de knoop doorhakken, soms pas enkele minuten voor de uitzending. Die beslissing werd dan tegen de zin van de anderen aanvaard, maar ze werd aanvaard. Er werd eerlijk gestreefd naar een goed en evenwichtig eindproduct.
Die pluralistische samenstelling en harmonische samenwerking van een redactie kan best zijn positieve kanten hebben. Ideologisch of politiek pluralisme kan bijdragen tot evenwicht in de berichtgeving, als het spel eerlijk gespeeld wordt. Ik heb het bij Actueel nooit meegemaakt dat iemand achter de rug van een ander een voetje probeerde te lichten. Maar dat is achteraf wel gebeurd. De sfeer is verziekt, de politisering liep de spuigaten uit. Bij de opvolging van een hoofdredacteur heeft men zelfs overwogen om drie mensen aan de top te zetten: een katholiek, een socialist en een liberaal.
Het verhaal ging dat het gebouw aan de Reyerslaan ontworpen werd door een groep van negen architecten, waarvan drie katholieken, drie socialisten en drie liberalen. Maar ook drie Vlamingen, drie Walen en drie Brusselaars. De laatste berekeningen zijn door een neutrale, tiende architect moeten gebeuren, iemand uit Joegoslavië. Zo ver ging de onzin van de politisering.
Lees ook het interview met Cas Goossens over zijn periode als Administrateur-generaal.
Deel dit artikel op sociale media