Ga naar de hoofdinhoud
Zegt het jou iets? Achterwarege, wijsterkapeel, enkbeugel, kwaadperterij en tuttefrut

Zegt het jou iets? Achterwarege, wijsterkapeel, enkbeugel, kwaadperterij en tuttefrut

Goeiemorgen Morgen! kiest vijf dialectwoorden om te bewaren

Goeiemorgen Morgen! stond de voorbije week in het teken van dialecten. Luisteraars konden hun favoriete woord insturen via Radio2.be. En dat deden ze massaal want Peter Van de Veire en zijn team kregen maar liefst 1.000 dialectwoorden toegestuurd. Dialect duikt vaak op in Goeiemorgen Morgen! want niets zo regionaal als het dialect dat er gesproken wordt en het gebak dat er gegeten wordt. Elke week hebben we ook dialectoloog Chris De Wulf met zijn taalweetjes. Een populair item waar luisteraars gretig op inpikken.

“Dialecten zijn de schatkamer van de Nederlandse taal. Daarin is zoveel uit ons taalverleden bewaard wat het Standaardnederlands niet gehaald heeft: klanken, woorden, grammaticale constructies enzovoort. We merken dat dialect ook leeft bij het brede publiek, ook al spreekt niet iedereen het nog. Daarom zijn we blij dat Radio2 aandacht heeft voor zulk belangrijk erfgoed, dat zo dicht bij ons staat, en ons tegelijk verbindt met onze voorgangers over de eeuwen heen.” Dialectoloog Chris De Wulf ​ Universiteit Antwerpen

​"Mijn ouders en mijn grootmoeder leerden me het mooiste dialect ter wereld: Woarschuuts. Mijn échte moedertaal. Dicht bij de mensen én diep in ons taalhart. Wie zijn dialect niet eert, is het AN niet weerd. Als je dan ziet dat de Goeiemorgen-Morgen!-luisteraars massaal dialectwoorden delen die ze willen bewaren, gaat mijn dialectenhart helemaal jubelen. Trouwens: knechtebrakke. Zoek dat maar 's op." Peter Van de Veire

Chris De Wulf ging aan de slag met de woorden die door de luisteraars werden ingestuurd. Hij koos er één woord per regio dat hij tekenend vindt voor ons taalerfgoed.

Oost-Vlaanderen: achterwarege, zn. v., ​ ‘vroedvrouw’

  • Lokale varianten o.a. achterweirsterigge, achterwoarstre, achterwoures, achterwaakster, …
  • Komt vooral in Oost-Vlaanderen voor, ook net over de grens in West-Vlaanderen.
  • Herkomst: van het Middelnederlandse werkwoord achterwaren, ‘beschermen, verzorgen, hoeden’ en met name ‘zorg dragen voor zieken’.
  • Bijzonder omdat: De uitgang -igge/-egge is een oude uitgang voor vrouwelijke personen. In het Middelnederlands had je bijvoorbeeld ook meestrege naast meesteres. Sommige lokale termen voor vrouwelijke functienamen stapelen echter de uitgangen op: achterwaar-ster-igge bijvoorbeeld, verder ook in naaisterege.
  • Het werkwoord achterwaren is gevormd met acht ‘aandacht, zorg’ en waren, dat op zich al ‘hoeden, verzorgen’ betekent, vgl. bewaren. De vorm achterwaarsteregge is dus twee keer dubbelop, en betekenen letterlijk ‘verzorg-zorg-ster-ster’.
  • Er zijn heel wat namen voor oude beroepen waarvoor veel variatie in de dialecten bestaat. De variatie verdwijnt soms omdat het beroep zelf niet meer bestaat (bv. wikeligge ‘waarzegster’). In het geval van de vroedvrouw verdwijnen de andere termen net omdat het beroep geprofessionaliseerd werd en via formele opleidingen, die in de standaardtaal gebeuren, geüniformiseerd is.

West-Vlaanderen: wijsterkapeel, bn., ‘overhoop, in de war’

  • Lokale varianten o.a. wiesterkapijèle
  • Komt vooral in het zuiden en westen van West-Vlaanderen voor.
  • Herkomst: Er is een Middelnederlands werkwoord weisteren dat ‘wegstuiven, onrustig bewegen’ betekent. Het is afgeleid van waaien. Kapeel is in het Middelnederlands ontleend uit Oudfrans capel en kon ‘hoed’ (vgl. chapeau) betekenen, maar ook ‘bloementuil’. Het komt ook voor in namen van bepaalde bloemsoorten die uit zichzelf al in een tros groeien. Wijsterkapeel kan zo dus wijzen op een voorheen ordentelijke verzameling die helemaal dooreen gehaald is.
  • Bijzonder omdat: Er zijn nog heel wat plaatsen in West- en Oost-Vlaanderen die de vorm wijster kennen voor ‘bewegingsruimte’. Dat is dus de ruimte die je nodig hebt om zelf al dan niet wild om je heen te (z)waaien.

Limburg: enkbeugel(tje), zn. m.(/o.), ‘eekhoorn’

  • Lokale varianten o.a. inkebiegel, inkbujel, …
  • Komt vooral in de Limburgse Kempen voor.
  • Herkomst: Dit is een van de weinige woorden waarvan we nog niet alles weten, maar dat wel heel wat over de klankveranderingen van de bewuste dialecten zegt. Taalkundigen vermoeden dat het deel enk- een verbastering is van inkt. Beugel is dan weer een verbastering van buidel. In het Middelnederlandse buudel is de d weggevallen in veel dialecten, zoals dat, ook elders, bij goede (goeie) en kleren (klederen) kon gebeuren. Na verloop van tijd is in dit gebied in Limburg in de resulterende vorm buuël dan weer een tussenklank gereconstrueerd, zodat we bugel kregen. Dat gebeurde onder meer ook bij houden > haaë > hage.
  • In een centraal gebied in Limburg is het woord extra bijzonder, want het is niet enkbeugel of -buugel, maar inkbiegel. Daar zijn de uu en eu ook in andere woorden een ie of ee geworden. Men zegt er ook mier in plaats van muur en sleetel in plaats van sleutel. Maar waarom wordt een eekhoorn dan een inktbuidel genoemd? Er wordt gezegd dat de vluchtende eekhoorn een blauw spoor achterlaat. Of dat klopt?
  • Bijzonder omdat het als een van de vele verschillende woorden voor eekhoorntje nog zo lang standgehouden heeft. In Limburg alleen al komen er een twintigtal andere termen voor, bv. boomkopertje, eekhennetje, eekjantje, vlooienbok, zeikpoes, …

Vlaams-Brabant en Brussel: Kwaadperterij, zn.v., ‘deugnieterij’

  • Lokale varianten o.a. koepicheraa, kwoepicherij
  • Komt voor in Vlaams-Brabant (incl. Brussel), maar ook in aanpalende gebieden in andere provincies en in grote steden als Antwerpen en Gent.
  • Herkomst: We herkenning behalve het woord kwaad, dat hier in de betekenis ‘iets slechts’ op te vatten is, en pert. Dat komen we in het Middelnederlands vooral in het woord pertig tegen, en heeft vanouds verschillende betekenissen: ‘listig, slim’, ‘eigenzinnig, grillig’ en ‘mooi, bevallig’. Die laatste betekenis leeft nog voort in de prettig, waar pertig eigenlijk een vormvariant van is.
  • Bijzonder omdat: Het is een mooie illustratie van hoe dialecten de schatkamer van het Nederlands zijn. Brussel en omgeving liggen in het centrum van het gebied waar dit woord vaak gebruikt wordt, maar het woord komt ook in andere gebieden hier en daar voor. Dat komt omdat kwaadperterij in het verleden een relatief goed verspreid woord was. We vinden het tot in de eerste helft van de twintigste eeuw nog in woordenboeken, weliswaar met de vermelding ‘Zuid-Nederlands’. De West-Vlaamse Stijn Streuvels gebruikte het nog. Met een beetje geluk had dit woord het ook tot standaardtaalwoord kunnen schoppen, maar dat is bij toeval niet gebeurd. In de plaats overleeft het nu nog in enkele dialecten, met nog de sterkste aanwezigheid in Vlaams-Brabant, misschien omdat daar nog veel deugnieterij voorkomt

Antwerpen: Tuttefrut, zn. m., ‘kauwgom’

  • Lokale varianten o.a. tuttefrut, tutterfrut
  • Komt vooral in Antwerpen voor en in aanpalende gebieden (Waasland, beetje Vlaams-Brabant).
  • Herkomst: Dit is een relatief recent dialectwoord en is in twee fases ontleend. Tutti-frutti werd in de negentiende eeuw namelijk al gebruikt in het Engels én in het Nederlands voor een mengsel van gedroogde vruchten, en later heel specifiek voor roomijs met vruchtenmengeling. Het woord is gebaseerd op het Italiaanse tutti i fruti ‘alle vruchten’.
  • In de Verenigde Staten werd er in de negentiende eeuw ook al kauwgom ontwikkeld. Een van de merken werd vernoemd naar de populaire smaak: Tutti-Frutti. Op het eind van WO II brachten de Amerikaanse soldaten kauwgom mee. De merknaam Tutti-Frutti werd in Antwerpen ‘verantwerpst’ en gepromoveerd tot soortnaam van allerlei soorten kauwgom.
  • Bijzonder omdat: Ondanks de aanwezigheid in het Waasland is tuttefrut toch vooral een typisch Antwerps woord, toch bijzonder voor een merknaam. In de rest van Oost-Vlaanderen, in Vlaams-Brabant en in Limburg is sjiek de meest dominante vorm. Dat die zo vaak voorkomt, ligt aan het feit dat sjiek vroeger voor de ‘voorloper’ van de kauwgom gebruikt werd: de pruimtabak. In West-Vlaanderen is chiclet dan weer de hoofdvorm (die overigens op zijn beurt ook wel weer sporadisch in de andere gebieden voorkomt. Chiclet was eveneens een merknaam voor kauwgom die door de Amerikanen bij ons werd geïntroduceerd. De twee concurrerende Amerikaanse merknamen leven dus voort in de Vlaamse dialecten.

Deel dit artikel op sociale media

Benieuwd naar het reilen en zeilen achter de schermen bij VRT? In onze maandelijkse nieuwsbrief kom je meer te weten

De nieuwsbrief is gratis én je kan je steeds uitschrijven. Lees ons privacy beleid.